9. De Toeloop

 

9.    De Toeloop

Johannes (Sjang) Janssen, arbeider, oud 40 jaren, geboren te Vucht (B.), wonende te Houthem, stond maandagochtend 4 september 1933 terecht voor de meervoudige strafkamer te Maastricht. Zoals reeds uitvoerig vermeld had hij op 25 juni 1933 te Nuth de molenaar Jacob H. Wevers en diens echtgenote Maria M. Moonen met pistoolschoten en messteken van het leven beroofd en daarna in de molenaarswoning brand gesticht.

Het werd een bewogen zitting, niet in de laatste plaats door het gedrag van het middelpunt van dit proces: de beklaagde Janssen.

Wie ook maar een vage notie heeft van de indruk die de ambiance van een rechtbank op de gewone mens maakt, zal zich verbazen over het gedrag van de Belg.

Een huivering beving de volgepropte zaal toen de beklaagde binnengeleid werd. Zijn binnenkomst deed sommigen walgen, anderen waren tot schreiens toe aangedaan. De spanning was te snijden toen de Belg de gebruikelijke vragen over naam, beroep enz. werden gesteld. Telkens antwoordde hij met een kort en scherp: “Ja.”

Aan de dagvaarding van het Openbaar Ministerie ontlenen wij het volgende:

 

I. Eerste tenlastelegging

Beklaagde staat terecht dat hij, na vooraf kalm beraad, het voornemen heeft opgevat en het besluit heeft genomen om opzettelijk Jacob Hubert Wevers van het leven te beroven; dat hij opzettelijk op korte afstand meerdere schoten, althans één schot, heeft gelost op genoemde Wevers en vervolgens opzettelijk gewelddadig met een mes, althans met een scherp voorwerp, deze Wevers meerdere steken of slagen, althans één steek of slag heeft toegebracht.

Letselbeschrijving Wevers:
– één kogel trof hem vooraan in de buik en doorboorde de endeldarm → buikvliesontsteking → dood
– één messteek drong door tot in de linker borsthelft → lucht en bloed in borstkas, linkerlong samengevallen.

II. Tweede tenlastelegging

Dat hij, na vooraf kalm beraad, opzettelijk en gewelddadig Maria Martha Moonen met een mes, althans een scherp voorwerp, meerdere steken en slagen heeft toegebracht.

Lethale wonden Moonen:
– steek in borstholte: rechterlong aangesneden, middenrif doorboord, leverkoepel geraakt, 3 cm in leverweefsel
– tweede steek: tiende rib doorgesneden, linkerlong beschadigd, ± 300 cm³ bloed in borstkas, middenrif doorboord, milt nagenoeg doorsneden.

Tengevolge van beide wonden is de vrouw overleden.

III. Brandstichting

Dat hij met het oogmerk om in de molen brand te doen ontstaan, opzettelijk een brandende lucifer in het beddegoed heeft gebracht en gloeiende as uit het fornuis daarop heeft gegooid, met gemeen gevaar voor goederen enz.

 

Verdachte wordt ten laste gelegd:
moord, subsidiair doodslag, subsidiair zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend, en brandstichting.

Na het voorlezen van de dagvaarding werden de getuigen gehoord.

 

Het getuigenverhoor begint

In de deuropening van de getuigenkamer verscheen W. Aartsen, wachtmeester der marechaussee te Hoensbroek. Bijna onmiddellijk na het begin van zijn verklaringen werd duidelijk dat de beklaagde niet van zins was de berechting gelaten te ondergaan.

Had hij tijdens de eerste verhoren in het schuurtje bij de molen en later in het gemeentehuis van Nuth gezwegen als een mof, hier, voor de rechters, was hij meer dan bereid de verklaringen der getuigen meermaals — gevraagd of ongevraagd — te onderbreken. Zijn uitvallen leidden tot scherpe vermaningen van de rechters.

De wachtmeester schetste uitvoerig hoe de arrestatie was verlopen en gaf vervolgens verslag van het onderzoek in en rond de molen. Op een tafel werd het eerste bewijsstuk gelegd: het mes waarmee verdachte de genadesteken had toegebracht.

De president richtte zich tot Janssen:

President:
“Dat mes is toch van u?”

Verdachte:
“Ik herken het als mijn eigendom.”

Dan vroeg hij aan de getuige:
“Waren er bloedvlekken op de kleren van verdachte?”

Wachtmeester Aartsen bevestigde dit. Er ging een gemurmel door de zaal. Met een hamerslag riep de president de aanwezigen tot de orde.

Nu kwam de revolver van Wevers ter sprake.

De president vroeg:
“Welke verklaring heeft verdachte hierover gegeven?”

Aartsen:
“Verdachte zei dat hij slechts van plan was geweest met de wapens te dreigen en zo geld of de meubels, waarop hij recht meende te hebben, van Wevers los te krijgen. Hij wist dat Wevers een wapen bij zich droeg. Daarom nam hij zelf ook een revolver mee.”

Het wapen van Wevers werd getoond. Tijdens het proces werd consequent gesproken van een revolver, hoewel uit alles blijkt dat het wapen van Janssen een pistool moet zijn geweest.

President:
“Daaruit is op 25 juni niet geschoten?”

Aartsen:
“Neen. Het wapen is verroest, de kamer is zelfs met schimmel aangeslagen.”

President:
“Juist! Verdachte wíst dat Wevers een onbruikbaar revolver bij zich droeg. Hij hoopte dat zijn slachtoffer daarmee zou dreigen. Dan had hij een aanleiding om zijn eigen wapen te trekken en los te schieten — zoals ook gebeurd is.”

 

De verdachte ontploft

Verdachte Janssen had zichtbaar moeite zich te beheersen. Na de woorden van de president barstte hij los:

Janssen (fel):
“Wevers hééft wél geschoten! Toen ben ik weggelopen richting Nuth en later teruggekomen. Wat daarna gebeurd is weet ik niet meer precies. Ik was door het dolle heen!”

De president, op het revolver wijzend:
“U ziet het zelf en u zult het dadelijk van andere getuigen horen: uit dit revolver kan niet geschoten zijn.”

De officier van justitie, mr. J. Dautzenberg, vulde aan:

“Men heeft twee schoten gehoord; sommige getuigen zelfs drie. Dat klopt met de feiten. Het derde schot trof de vrouw. Wat tussen Janssen en Wevers besproken is tijdens de woordenwisseling die aan de schoten voorafging — daarover is niets bekend.”

Aartsen bevestigde:
“Daarover staat niets met zekerheid vast.”

Vreemd genoeg ging de verdachte niet in op deze uitnodiging om zijn versie te geven en liet iedereen in het ongewisse over de inhoud van het bewogen gesprek dat de moord voorafging.

De president vervolgde:

President:
“U kent toch dit revolver?”

Janssen (aarzelend):
“Neen, niet precies.”

President:
“En u hebt zelf verklaard dat u wist dat de revolver van Wevers niet bruikbaar was.”

Zichtbaar opgewonden schreeuwde Janssen:

“Ja, ik vermoedde dat alleen maar! Ik heb alléén over een vermoeden gesproken!”

 


 

Reacties

Populaire posts van deze blog

VOORWOORD

1. Zondagochtend 25 juni 1933

6. De Vlucht