7. De Arrestatie

 

7.    De Arrestatie

Het is moeilijk te gissen wat in de dader moet zijn omgegaan toen men de handen op hem legde. Hij onderging de arrestatie uiterlijk onaangedaan, bood niet de geringste weerstand, liet zich in de boeien slaan voor men hem naar buiten leidde en hield het hoofd geheven.

Een vlucht was niet in hem opgekomen; slechts even maar wilde hij alleen zijn met zichzelf, even tot rust komen — en bij wie kon hij dat beter dan bij zijn kameraad in Schin op Geul?

Op dit punt in het opstel aangekomen is het nodig te boekstaven hoe goedgelovig toch brave mensen zijn, en hoe halsstarrig zij zich houden aan wat zij bij geruchte vernomen hebben! Immer weer wordt tegen beter weten in beweerd dat de Belg door de politie uit een processiestoet gehaald is — welja, met de rozenkrans nog in zijn handen sloeg men hem de boeien aan.

Deze story blijkt in het verdraaien van de feiten knoeiwerk te zijn vergeleken met het relaas van een niet nader te noemen vrouwspersoon, naar wie men — indien men op de hoogte is van de ware feiten — slechts met gekromde tenen kan luisteren.

Met niet gering gevoel voor pathos gaf zij een schildering van de gebeurtenissen die bij enkele overontvankelijke nabestaanden van de twee slachtoffers syndroom-achtige zielstoestanden hebben losgeweekt, die bij het minste tot een nieuwe moordpartij zouden leiden.

Eens ben ik hen achterna geijld en heb de strafexpeditie ter hoogte van ‘t Esschen ingehaald. Na lang inpraten heb ik haar van de snode voornemens kunnen afbrengen!

En de niet nader aan te duiden vrouw had het allemaal zélf gezien!

Op het hek voor het huis van haar ouders hadden zich — nadat de molenaar met de ziekenwagen naar het hospitaal van Heerlen afgevoerd was — zijn twee broers geposteerd. Met donkere, dreigende blikken hadden zij daar de wacht gehouden, de hoed in de ogen en de hand aan het mes. Ja, zij kon zich nog alles haarscherp voor de geest halen! Voortdurend hadden hun ogen de weg afgetuurd.

Met een kar zonder vering was Janssen ter confrontatie naar de molen gevoerd, en bij het in zicht krijgen van het voertuig waren de twee mannen opgesprongen en hadden de agenten toegeroepen “de smeerlap” aan hen over te laten — “maar toen zette de politie de bajonetten op het geweer”!

Het kan niet anders of in haar geheugen heeft een betreurenswaardige versmelting van de moorddramatiek met de slotscènes uit de speelfilm High Noon plaatsgegrepen. Fictie en werkelijkheid zijn met haar op de loop gegaan.

In haar bevlogenheid begon ze tijdens het vervolg van het verslag gewichtig te doen, alsof haar feitelijkheden — nu voor het eerst geopenbaard — alsnog tot een revisie van het rechtbankproces zouden kunnen leiden. Mijn gretig gehoor deed haar alle zeilen bijzetten. Zij boog zich vertrouwelijk over de keukentafel naar mij toe, helemaal vergetend wie ik was.

In treffende bewoordingen maakte ze mij deelgenoot van een uiteenzetting die, zoals vermeld, bij de familie als een bom is ingeslagen.

Huub Wevers, de molenaar, was niet verbluft geweest — hij was ervan op de hoogte dat Janssen zou komen! Van een verrassende overval was volstrekt geen sprake geweest!

Meer dan eens had zij Wevers die zondagmorgen vóór de molen op de Valkenburgerweg behoedzaam op en neer zien lopen, kennelijk met de bedoeling de Belg op te wachten en met hem een vuurgevecht aan te gaan. Jazeker, meneer! Zij kon het bewijzen ook!

Terwijl Janssen, de dader, per rijwiel wegvluchtte, was de zwaargewonde molenaar Wevers de weg overgekropen om zijn toevlucht in de tegenovergelegen woning te zoeken. Meer dood dan levend had hij inderdaad de drempel van de winkel kunnen bereiken en was daar blijven liggen totdat helpende handen hem naar binnen droegen om hem in de keuken op een deken te leggen. Dat komt overeen met de feiten.

Maar nu komt het!

Op het ogenblik dat de dader de waard in het café het corpus delicti overhandigde, en terwijl men zich vol mededogen om de molenaar wilde gaan bekommeren, hadden de bleke handen van Wevers plots een gebaar gemaakt als wilde hij hen iets duidelijk maken. Zij begrepen het eerst niet, maar toen hij met een laatste inspanning een voorwerp van onder zijn kleding tevoorschijn haalde, hadden ze verrast opgekeken.

Hij reikte de vrouw des huizes een verroest stuk ijzer aan met het dringend verzoek het snel weg te bergen en er verder het zwijgen toe te doen.

Deus ex machina!
Het bleek een pistool te zijn!

Een eenvoudig rekensommetje leerde onze dramaturge dat zij in de zomer van 1933 nauwelijks drie jaar oud geweest moet zijn. Deze glasheldere feitelijkheid deed haar overtuiging en vastbeslotenheid geen moment wankelen — zij bleef erbij: zij had het allemaal met haar eigen ogen aanschouwd!

Ik weet het: het bovenstaande doet weinig ter zake, maar het zijn boeiende onbenulligheden.

Reacties

Populaire posts van deze blog

VOORWOORD

1. Zondagochtend 25 juni 1933

6. De Vlucht