14. PLEIDOOI EN VONNIS
14. PLEIDOOI
EN VONNIS
Een man als beklaagde Janssen moet, zo stelt de verdediging,
ondanks alles tot de goedmoedige typen worden gerekend. Zeker wanneer men —
zoals zijn raadsman straks uitvoerig uiteenzet — zijn huwelijksleven nader
beschouwt. Tot het uiterste zou zijn vrouw hem gedreven hebben, ook nadat hij
na zijn avontuur in Frankrijk weer verzoend was met haar. Vanaf de tweede
wittebroodsweek werd door haar een aaneenschakeling van vernederingen ingezet.
Men denke hierbij — aldus de pleiter — aan de Duitse
thriller “Es geschah am hellichten Tag”, waarin de moordenaar, de “Zauberer”,
door zijn echtgenote met niets dan misprijzen wordt bejegend. Maar zelfs dát
is, vergeleken bij het methodisch getreiter door mevrouw Janssen, slechts
kinderspel. Deze helleveeg schepte er een duivels genoegen in haar man te
kleineren en het leven zo zuur te maken dat het een wonder was dat het huwelijk
standhield.
Het verhaal dat zij — meer dan eens — het voor hem bereide
eten koudweg aan de hond voerde zodra hij aan tafel ging, klinkt misschien
overdreven, maar het typeert haar optreden treffend. Weliswaar vormt dit alles
geen excuus voor het misdrijf, maar het maakt duidelijk dat ook zij haar deel
van de schuld draagt.
Het requisitoir van de aanklager
Officier van justitie mr. Dautzenberg toont zich
onverbiddelijk. In zijn requisitoir, begonnen met een woord van eerbied aan het
adres van de kinderen der slachtoffers én met een verwijt aan de omwonenden die
op 25 juni bij de molen hadden kunnen ingrijpen, zet hij de gebeurtenissen
koelbloedig op een rij.
Vanaf het moment dat Janssen zijn huis in Houthem per fiets
verliet, is de gang van zaken helder:
de moord op Wevers is bewezen.
Janssen wist dat de molenaar een onbruikbaar wapen droeg. In
zijn dreigbrieven schreef hij onder meer:
“Geef mij heden tenminste enig geld, anders zal ik geweld
gebruiken.”
Hieruit blijkt volgens de aanklager ondubbelzinnig opzet.
Waarom anders was zijn eigen wapen geladen?
Ten aanzien van mevrouw Wevers acht hij moord niet bewezen,
maar wel doodslag. De kracht van de toegebrachte steken toont dat verdachte wel
degelijk het voornemen had haar te doden.
De officier schetst Janssen als ijdel en toneelmatig in zijn
optreden — wat ook in de rechtszaal overduidelijk is gebleken. De brief aan
landbouwer Erens, waarin Janssen hem vraagt “zoveel mogelijk mensen van Nuth”
naar de zitting mee te brengen, spreekt boekdelen.
Janssen is, aldus Dautzenberg, een man van uitersten: gul
voor vrienden, gevaarlijk voor hen die hem tegenstaan. Volkomen
toerekeningsvatbaar. Daarom verdient hij een zware straf. Maar, zo zegt hij,
rekening houdend met alle omstandigheden eist hij niet het maximum, maar:
15 jaar gevangenisstraf.
Op de publieke tribune ontstaat beroering. Iemand springt
zelfs op, wil iets roepen, bedenkt zich en gaat weer zitten.
Het pleidooi van de verdediging
Meester Korn concentreert zich volledig op de persoon van
Janssen, die volgens hem op een wel erg eenzijdige manier is neergezet.
Hij haalt diens levensloop aan:
bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog meldde Janssen
zich als vrijwilliger,
leerde als geïnterneerde in Nederland zijn latere vrouw
kennen,
maar het huwelijk werd, zo stelt hij, een hel.
Om die reden — maar ook om elders geluk te zoeken — vertrok
Janssen naar Frankrijk en gaf zijn meubels bij Wevers in bewaring. Hij wist wat
te sparen en kocht een huisje en wat vee. Na zijn terugkeer, en verzoening met
zijn vrouw, verdween de welvaart snel: zij dreef hem voortdurend aan om de
meubels op te eisen, maar waarschuwde tegelijkertijd heimelijk Wevers om vooral
niets af te staan.
Wevers ging volgens de verdediging evenmin vrijuit. Ook hij
liep met een wapen op zak. Hoewel men over doden beter zwijgt, kan dit niet
verzwegen worden. Op zijn sterfbed verklaarde Wevers — “in het Licht der
Eeuwigheid” — nooit een wapen gedragen te hebben, terwijl het onderzoek
duidelijk had uitgewezen dat hij zijn revolver aan mevrouw Muytjens had
overhandigd toen hij zwaargewond in haar winkel lag.
De verdediger betwist de reconstructie van de aanklager.
Niemand behalve Janssen en Wevers was getuige van het eerste treffen. Van
voorbedachte rade kan dus geen sprake zijn. Hooguit van zware mishandeling of
mishandeling met dodelijke afloop.
Brandstichting acht hij evenmin bewezen — slechts poging
daartoe.
Hij besluit met een beroep op clementie:
“De moordenaar is niet zo slecht als uit zijn daden zou
kunnen blijken.”
Tijdens het pleidooi barst Janssen in luid snikken uit. Is
dit eindelijk het afleggen van zijn masker, of opnieuw een act?
Hij stottert dat hij nooit het voornemen heeft gehad Wevers te doden. Zijn
drift was hem de baas geworden. Hij vraagt vergiffenis aan de kinderen van de
slachtoffers en dankt zijn verdediger en de rechtbank.
Het vonnis
Kort daarop spreekt de rechtbank het oordeel uit:
Moord: niet bewezen.
Dubbele doodslag: wél bewezen.
Brandstichting: bewezen.
Beklaagde Sjang Janssen wordt veroordeeld tot 15 jaar
gevangenisstraf — conform de eis — welke hij uitzat in de strafgevangenis te
Leeuwarden.
Wegens goed gedrag werd hij vervroegd vrijgelaten en als
ongewenst vreemdeling het land uitgezet. In België begon hij een nieuw leven
met een andere vrouw.
De ironie wilde dat hij er zijn brood verdiende als gevangen
bewaker.
Niet lang geleden is hij op hoge leeftijd in Antwerpen
overleden.
Reacties
Een reactie posten