10. De Rechtszitting

 

10.    De Rechtszitting

Zo niet met vertoon van enig welbehagen, dan toch kennelijk lichtelijk sarcastisch heeft de auteur van deze pakkende reeks onlangs gemeend met een mevrouw de vloer te moeten aanvegen die de arme molenaar typeerde als revolverheld, u weet wel, zoals we allen die hebben leren kennen van het witte doek.

Eer Wevers zich die zondagmorgen naar buiten waagde om zich met zijn vrouw per rijwiel naar een dorpskermis te begeven, zou hij zich de holsterriem omgegord en een schietijzer binnen handbereik op de heup gestoken hebben: zijn rivaal, de Belg Janssen, was die morgen enkele malen gesignaleerd! Het zou wel eens tot een treffen kunnen komen!

ONCE UPON A TIME IN NUTH!

Dat was nu nét waar de familie van de molenaar op zat te wachten!

Wie schetst niet alleen des schrijvers verbazing maar ook zijn verlegenheid bij de bestudering der processtukken, vast te stellen dat niets de waarheid zo dicht benaderde als de gewraakte reconstructie van de vrouwelijke ooggetuige — althans voor wat dit onderdeel van haar verklaringen betreft.

De nazaten van het molenaarsechtpaar hebben nooit van deze omstandigheid gerept; zij hebben de molenaar het aureool van martelaar willen aanmeten. Nee, trouwe ‘Apenkooi’-verslinders, het moet gezegd: daar bij die molen is geen sprake geweest van een botsing tussen alleen maar goed en anderzijds alleen maar kwaad.

De tijd is nu gekomen, dat met meer dan gewone deemoed erkend moet worden dat de molenaar een verrekkeling geweest moet zijn. Op zich genomen zou men in het geniep nog enige fierheid voor hem kunnen opbrengen, ware het niet dat nu duidelijk is geworden dat hij — om bij de vergelijking te blijven — alleen in slechte films een rol had kunnen spelen, en dan nog een onbetekende bijrol.

Hij achtte het namelijk beneden zijn waardigheid zijn schiettuig af en toe een onderhoudsbeurt te geven! Wellicht heeft hij bij de confrontatie met de Belg als eerste het wapen getrokken. Dat is van wezenlijk belang: zowel de held als de boef kunnen haarzuiver schieten; beiden hebben daar in het verleden menig blijk van gegeven.

Dat hij nooit geschoten heeft, staat vast. Vast staat ook dat de processie die zondagmorgen in Schin op Geul geen incident gekend heeft. Dat wordt tijdens het verloop van het proces even duidelijk als plexiglas. De Belg is in Houthem gearresteerd, gewoon thuis, wellicht in de gang of in de keuken.

En nu, na deze aanmerkingen, weer snel verder met het verslag van het proces. Er staat nog veel te gebeuren.

 

Nieuwe getuige: Caspar Petry

Nadat de eerste getuige, wachtmeester Aartsen, nog vermeldde dat een aslade op de bedden in de molenaarswoning was omgekeerd, is het nu de beurt aan de chef-veldwachter van Nuth, Caspar Petry, die onmiddellijk na het misdrijf mede ter plaatse onderzoek heeft ingesteld.

Zijn eerste verklaringen zijn boeiend, omdat zij betrekking hebben op de enige ooggetuige van de moord, de nu nog levende Elisabeth Krings, die zich tegenwoordig wonderbaarlijk weinig van het gebeuren weet te herinneren.

Petry:

“In de woning van Wevers naast de molen trof ik een der oudste dochters aan met het jongste kind op schoot.
Het meisje riep mij toe: ‘Moeder is ook gestoken, en hier is zij niet!’
Vervolgens ben ik gaan zoeken en tenslotte vond ik de vrouw in de molen op de eerste verdieping.”

President: “Was zij toen nog niet gestorven?”
Petry: “Neen, maar wel onmiddellijk daarna. Hoogstens één of twee minuten later.”

De veldwachter verklaarde verder dat verdachte naar Nuth gekomen was om enkel door bedreiging zijn meubels of geld van Wevers los te krijgen. Hij had nooit een moord willen plegen.

President: “Waarom had Janssen dan mes en revolver bij zich?”
Petry: “Alleen om ermee te dreigen, heeft verdachte verklaard.”

President: “Heeft verdachte laten blijken dat hij wist dat het wapen van Wevers niet deugdelijk was?”
Petry: “Nee, zo heeft verdachte het niet gezegd. Hij zei dat de revolver van Wevers een oud, verroest ding was, waarvoor hij niet bang hoefde te zijn.”

De president vindt het onderwerp voorlopig welletjes en schakelt abrupt over:

President: “Was verdachte de laatste tijd vaker in Nuth geweest?”

Petry:
“Volgens verklaringen van verschillende personen moet hij zich daar enkele malen hebben vertoond.”

Officier van justitie:
“Verdachte heeft ook gezegd dat hij alleen kwam omdat Wevers de hond op hem afstuurde en hem bedreigde.”

Daarop volgt verwarring. Petry nuanceert:
“De hond was niet gevaarlijk. Wij zijn er vaak langs gelopen tijdens het onderzoek; zelfs tegen ons vreemden heeft hij nooit gegromd of geblaft.”

 

Janssen ontploft opnieuw

Opnieuw maakt grote opwinding zich van verdachte meester. Hij springt op en gebaart wild:

Janssen:
“Sinds 17 mei 1932 ben ik niet meer bij Wevers geweest om mijn meubels op te eisen! Hij heeft die hond daarna aangeschaft en bovendien is hij een revolver gaan dragen! Dat wist ik — daarom ben ik ook een wapen gaan aanschaffen!
Voor God getuig ik dat opzet tot moorden bij mij nooit aanwezig is geweest!”

President:
“Waarom wachtte u dan twee uren voor de molen totdat Wevers naar buiten kwam?”

Janssen, nog steeds wild gebarend:
“Ik had nooit geschoten als Wevers niet twee malen op mij gericht had met zijn revolver! God is mijn getuige dat ik het niet gedaan zou hebben!”

Zonder aanleiding begint hij daarna beschuldigingen te uiten aan het adres van de burgemeester van Nuth. Zijn verklaringen worden steeds verwarder. Zonder samenhang dwaalt hij af naar andere onderwerpen.

De president grijpt resoluut in:

“Dat alles heeft met deze zaak niets te maken. Ik verzoek u bij de feiten te blijven. U benadeelt slechts uw eigen zaak.”

Getuige Petry besluit zijn verklaring met:

“Ik kan verder niets ten nadele van beklaagde zeggen.”

Reacties

Populaire posts van deze blog

VOORWOORD

1. Zondagochtend 25 juni 1933

6. De Vlucht